Als je net met CrossFit begint, vliegen de afkortingen je om de oren. Wees gerust: binnen een aantal weken gebruik je ze zelf ook veelvuldig! Om je een handje te helpen, hebben we alle afkortingen hieronder voor je op een rijtje gezet. 

Algemene afkortingen:

1RM: 1 Repetition Max, het maximale gewicht dat je kan liften voor 1 herhaling van een specifieke oefening.

Benchmark WODs: Workouts die regelmatig terugkeren om je vooruitgang te meten. Deze workouts worden gedaan over de hele wereld! 

Box: De gym waarin CrossFit wordt beoefend.

Buy in: Je mag pas aan de rest van de workout beginnen nadat je deze opdracht hebt voltooid. 

Buy out: Voordat je workout is afgerond, moet je deze opdracht voltooien.

BW: Bodyweight. 

DB: Dumbbell.

DNF: Did Not Finish. Dit komt eigenlijk zelden voor. Denk bijvoorbeeld aan iemand die zijn enkel verzwikt en daardoor de workout niet kan afmaken.

KB: Kettlebell.

No-rep: Als een oefening niet goed wordt uitgevoerd.

OLY: Olympic Weightlifting.

PR: Personal Record. Dit kan een gewicht zijn, maar bijvoorbeeld ook een snellere tijd op een Benchmark WOD.

REP: Repetition. 3 reps betekent bijvoorbeeld: 3 herhalingen.

RX: As prescribed, de workout precies uitvoeren zoals die op het bord staat.

Scaled: De workout aanpassen naar jouw eigen niveau, bijvoorbeeld met minder gewicht of minder herhalingen.

WOD: Workout of the Day.

W-up: Warming up.

Workout formats:

AMRAP: As Many Round/Reps As Possible. In een 20 min AMRAP krijg je bijvoorbeeld 20 minuten om een aantal oefeningen zo vaak mogelijk uit te voeren. 

AFAP: As Fast As Possible. Je krijgt een opdracht, die je zo snel mogelijk moet voltooien.

RFT: Round For Time. Je doet bijvoorbeeld 3 RFT van 10 air squats, 10 push ups en 10 shuttle runs. Deze 3 rondes moet je zo snel mogelijk voltooien.

CHIPPER: Een klassieke CrossFit workout waarbij je een oefening maar 1 keer hoeft te doen (wel meerdere herhalingen) en daarna komt deze oefening niet meer terug.

EMOM: Every Minute On The Minute. Elke minuut krijg je een opdracht; deze moet je binnen een minuut voltooien. Heb je tijd over? Fijn! De rest van de minuut heb je rust, tot de volgende minuut weer begint.

METCON: Metabolic Conditioning. Dit is een type training dat je cardiovasculaire systeem belast (waardoor je buiten adem raakt) en ook je hartslag verhoogt, waardoor je algehele conditie verbetert.

TABATA: Dit is een interval workout waarbij je 8 keer 20 seconden werkt en 10 seconden rust hebt. De workout is ‘uitgevonden’ door de Japanse wetenschapper Izumi Tabata. Hij toonde aan dat deze manier van trainen zowel je kracht als conditie in een snelle tijd verbetert. 

Oefeningen:

BP: Bench press.

BS: Back squat.

C2B: Chest to bar pull-up, een pull-up met je borst tot de bar.

C&J: Clean & jerk, een olympic weightlifting oefening waarbij de barbell vanaf de grond naar de schouders en vervolgens naar de overhead positie wordt gebracht.

DL: Deadlift.

DU: Double under, een vorm van touwtje springen waarbij het touw twee keer onder je voeten doorgaat in één sprong.

FS: Front squat.

HSPU: Handstand push-up.

KBS: Kettlebell swing.

KTE: Knee to elbow.

MU: Muscle-up.

OH: Overhead.

OHS: Overhead squat.

PP: Push press.

PU: Pull up

RC: Rope climb.

SDHP: Sumo deadlift high pull.

SU: Single under, een vorm van touwtje springen waarbij het touw één keer onder je voeten doorgaat in één sprong. Dit is voor de meeste mensen de bekendste vorm van touwtje springen.

SS: Speed steps, een vorm van touwtje springen waarbij je om en om één voet omhoog tilt, terwijl het touw één keer onder je voeten doorgaat in één sprong.

Strict: Een oefening moet strict, zonder kipping of heupbeweging, worden uitgevoerd.

SQ: Squat.

TNG: Touch and go, een aantal barbell herhalingen achter elkaar, zonder dat je het gewicht op de grond rusten

TTB: Toes to bar.

WB: Wall balls.